4.2. Aantonen spasticiteit CP met neuro onderzoek

Uitgangsvraag

Hoe kan men met neurologisch onderzoek aantonen dat er sprake is van spasticiteit als kenmerkend fenomeen om het type CP te bepalen?

Aanbeveling

De werkgroep is van mening dat bij kinderen waarbij de diagnose spastische CP wordt overwogen men twee van de drie afwijkingen bij het klinisch neurologisch onderzoek dient vast te stellen: abnormale houding en/of beweging, verhoogde spierspanning / spasticiteit gedefinieerd als een snelheidsafhankelijke weerstand bij passief bewegen en pathologische reflexen (hyperreflexie en/of voetzoolreflex volgens Abbink).

Overwegingen

Kinderen met uitsluitend hypotonie worden uitgesloten van de diagnose CP. Volgens de laatste consensus van de SCPE study group is er sprake van een spastische CP als er tenminste 2 van de volgende 3 symptomen aanwezig zijn (Cans 2004):

  • abnormale houding en / of beweging
  • verhoogde spierspanning (mag wisselend aanwezig zijn)
  • pathologische reflexen (hyperreflexie en/of voetzoolreflex volgens Babinski)

Hoewel bruikbare, betrouwbare en valide meetinstrumenten ontbreken om spasticiteit in engere zin te objectiveren en kwantificeren, is de werkgroep van mening dat het mogelijk is om op basis van de klinische expertise spasticiteit vast te stellen bij neurologisch onderzoek. De diagnose CP kan pas zeker worden gesteld als de bevindingen bij het klinische neurologisch onderzoek passend zijn bij de bevindingen bij beeldvorming van de hersenen.

Voor een objectieve beoordeling van spasticiteit in het kader van de diagnostiek dient men na te gaan of er sprake is van een verschil in langzaam en snel passief bewegen in verschillende spiergroepen.